voertuig controle

Voertuig controle


Voordat je gaat beginnen aan je tussentijdse toets of praktijkexamen bij het CBR, begin je eerst met de voertuig controle. De examinator stelt dan vragen over hoe je het voertuig controleert en waarop. Want wanneer je gaat beginnen met autorijden, dan moet je er altijd zeker van zijn dat je auto in goede conditie is. Vandaar dat je kennis hierover wordt gecontroleerd door de CBR examinator.

Al met al is de voertuig controle verdeeld in 3 controles, waarvan er een wordt getoetst. Dat kan zijn;

1. controle buiten de auto,
2. controle onder de motorkap,
3. controle in de auto.

Voertuig controle | Buiten de auto

Voertuig controle | Banden

Buiten de auto controleer je of de kentekenplaten, spiegels en ruitenwissers er op zitten. Ook controleer je of er geen beschadigingen aan de auto of verlichting zijn. Verder beoordeel je of de wielen en de banden in goede staat zijn. Maar ook controleer je of er geen vloeistoffen lekken onder de auto. En natuurlijk de ramen die moeten schoon zijn.

1 De bandenspanning moet voldoende zijn, de juiste bandenspanning kan terug gevonden worden in de zijkant van de bestuurdersdeur of in het klepje van de tankdop.

Bij ons zit het bandenspanningstabel in de portier van de bestuurdersstoel, ter illustratie hebben wij stikker A toegevoegd.

B: bandenmaat van uw auto.
C: voorziene rijsnelheid.
D : aanbevolen bandenspanning voor een optimaal brandstofverbruik. NB: het rijcomfort kan hierdoor minder zijn.
E: bandenspanning voor.
F: bandenspanning achter.
G: bandenspanning van het reservewiel.

Verder zorgt de juiste bandenspanning voor;

  • Voldoende grip (Veiligheid),
  • Minder weerstand (Zuinigheid),
  • Het ideale contact met de weg (Geluid).

De bandenspanning kan je bijvoorbeeld controleren bij een luchtpomp van een benzinepomp. Maar ook als je naar de vorm van de band kijkt. Wanneer een band aan de bovenkant bol is dan zit hij te vol. Indien de onderkant naar buiten bolt dan zit er te weinig lucht in de band.

2 Het bandenprofiel zorgt voor het waterafvoer (Aquaplaning). De minimale profiel hoogte is 1,6 mm.

3 Het ventieldopje is voor het schoon houden van het ventiel.
Is het dopje groen dan is hij gevuld met stikstof, en hierdoor minder snel leeg.

Voertuig controle | Onder de motorkap

Motorkap Rijschool Keller Voertuig controle

1 De ruitenvloeistof moet voldoende aanwezig zijn voor en tijdens het rijden.
De ruiten vloeistof is in verschillende kleuren en meestal is;

  • Blauw antivries (in de winter)
  •  Geel om insecten te kunnen wegwissen (in de zomer)

2 De motorolie moet regelmatig gepeild worden, dit kan dan het beste gedaan worden;

  • Voor de rit of de motor 10 minuten laten afkoelen voor het peilen
  • Als de auto vlak horizontaal op de weg staat

Hoe controleren? Peilstaaf eruit halen en met een doek schoonmaken, terugplaatsen en er opnieuw uithalen, dan moet de olie tussen de;

  • Twee bolletjes zitten
  • Plus en de min zitten
  • 2 ringen zitten

3 De motorolie (bij)vullen doe je onder de dop met het oliekannetje erop.
Na het (bij)vullen weer peilen met de peilstaaf!

4 De koelvloeistof moet tussen de 2 streepjes staan. Pas op met het opendraaien van de dop hier staat druk op! De vloeistof kan eruit spuiten dus maak hem alleen open bij een koude motor om brandwonden te voorkomen.

5 De remvloeistof zit in een gesloten systeem en zou dus altijd gelijk moeten blijven. Maar je moet wel altijd controleren of er voldoende vloeistof in zit.  wanneer dit niet het geval is dan werkt het rempedaal ook niet.

6 De accu moet vaststaan, de plus en minpolen moeten oxidatie vrij zijn.

Voertuig controle | In de auto

1280x960-2

Wat moet je kunnen controleren op het dashboard.

  • controlelampjes die voor de veiligheid van belang zijn
  • in- of uitgeschakeld zijn van de airbag (i.v.m. een kinderzitje)
  • meters (brandstof, motortemperatuur, toerenteller, e.d.).

Je kent de juiste werking van:

  • ruitenwissers
  • achterruitverwarming
  • het ontwasemen van de voor- en zijruiten
  • aanjager van ventilatie / verwarming en airco
  • remmen (voldoende tegendruk op pedaal)
  • Gevarenlichten

Je kent de juiste afstelling van:

  • bestuurdersstoel + hoofdsteun
  • autogordel
  • stuur
  • spiegels

Ook moet je voldoende kennis hebben van de controle lampjes op het dashboard.

Rode lampjes: Accu, (Hand)rem, olie.
Gele lampjes: Motormanagement, mistachterlicht, banden spanning.
Blauwe lampjes: Motortemperatuurmeter, Grootlicht.
Groene lampjes: Dimlicht, Stadslicht, Dagrijverlichting, Cruisecontrol.

Rode lampjes: Als er een rood lampje gaat branden dan de auto meteen stilzetten en nader uitzoeken wat er aan de hand is.
Gele lampjes: Als er een geel lampje gaat branden dan voorzichtig naar huis of beter gezegd een garage informeren en uitzoeken wat er aan de hand is.

Verlichting die je moet weten en die je moet kunnen toepassen.

Dimlicht: Met deze verlichting mag je altijd rijden.
Stadslicht: Hiermee mag je alleen parkeren dus niet rijden.
Dagrijverlichting: Hierbij branden de achterlichten niet. Dit is om energie-zuinig te rijden en toch verlichting te voeren.